Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch de priesters der hoogten [30]offerden niet op het altaar des HEEREN te Jeruzalem; maar zij aten ongezuurde [broden] in het midden van hun broederen. 30. Of, kwamen niet op tot het altaar, enz. De zin is dat deze priesters, omdat zij den afgoden geofferd hadden, met hun nakomelingen verstoken waren van het priesterambt, als onwaardig daarvan zijnde, Ezech.44:13, hoewel zij nochtans, omdat zij zich bekeerden, hun onderhoud hadden van de ongedesemde koeken, die de priesters alleen mochten eten, Lev.2:4,10, zijnde daarin den gebrekkelijken nakomelingen Aarons gelijk gemaakt; Lev.21:17,22.